Grasland verdwijnt in Nederland en dat is slecht nieuws voor de natuur. De oplossing: koeien

Minder vee moest er komen om de stikstofdruk op natuur weg te nemen. Maar de ‘sprinkhanenlandbouw’ die ervoor in de plaats komt, is misschien nog wel schadelijker. Want natuurrijke weiden verdwijnen. Wordt het tijd voor de comeback van de koe?

Aan de Moostdijk, aan de rand van Nationaal Park De Groote Peel, staat het aardappelloof in volle bloei. De vele fietstoeristen die over de dijk passeren, van en naar het nabijgelegen bezoekerscentrum van Staatsbosbeheer, aanschouwen het veld vol witte bloemen wellicht met bewondering. Wim van Opbergen niet. De voorzitter van Werkgroep Behoud de Peel ziet hier gebeuren waarvoor hij al jaren waarschuwt, en wat een minstens zo’n grote bedreiging is voor het natuurgebied als stikstof.

‘Dit hele gebied, tot aan het bezoekerscentrum, was tot een paar jaar geleden prachtig grasland, met jubelende grutto’s en wulpen’, zegt Van Opbergen. Aan de overkant van de weg, waar het natuurgebied begint, staat tussen het wilde, hoge gras een bordje met een plaatje van een boerenzwaluw. ‘Natuurrijke weide’, staat er. ‘Boeren en particulieren beheren hier hun weide voor specifieke boerenlandsoorten’: dier- en plantsoorten die leven op akker en weide.

Het bordje hoort eigenlijk aan de overkant te staan, maar daar is geen weide meer – laat staan een natuurrijke. De veehouder is gestopt, het land verkocht of verpacht aan een andere boer. Nu staan er alleen nog aardappels. Daar heeft geen boerenlandsoort iets aan.

Het is een ontwikkeling die Van Opbergen overal in de Peel ziet: grasland verdwijnt en maakt plaats voor intensieve akkerbouwgewassen, zoals aardappelen, uien, lelie- en andere bloembollen. Die leveren per hectare nu eenmaal meer op dan koeien.

Terug naar de koe

Waar grasland water goed opneemt en vasthoudt, onttrekt intensieve akkerbouw juist water aan het toch al verdrogende natuurgebied. Bovendien gebruiken de boeren veel bestrijdingsmiddelen om hun oogst veilig te stellen. Die komen in het natuurgebied terecht, met schade aan flora en fauna tot gevolg.

‘Vroeger vond ik maïs al niks’, zegt Van Opbergen cynisch. Bij dat gewas spoelt veel mest weg naar sloten en grondwater. ‘Maar dat is lang niet het ergste meer.’ Het ergst zijn volgens hem de lelietelers, die een jaar of twee land pachten voor hun bollen, veel bestrijdingsmiddelen spuiten en dan verder trekken. ‘Sprinkhanenlandbouw’, noemt hij het.

Nu ongeveer 450 melkveehouders zich hebben aangemeld voor uitkoop door de overheid, is de vrees dat het grasland de komende jaren alleen maar sneller zal verdwijnen. ‘Er komt een lawine van veranderend grondgebruik aan’, denkt Van Opbergen.

Liever zou hij zien dat het grasland in handen komt van melkveehouders die wel doorgaan. Dan blijft het gras behouden en kunnen de boeren minder koeien per hectare houden, wat ook voor de stikstofneerslag positief is.

Het is een opvallende draai: vanwege de focus op de stikstofproblematiek werden veehouders de afgelopen jaren vooral als probleem gezien. Voor varkens- en kippenboeren geldt dat nog steeds, maar de koe blijkt ineens oké. Want als met de koe ook het gras verdwijnt, schiet de natuur er nauwelijks iets mee op. In veel natuurgebieden is verdroging na stikstof het grootste probleem.

Bloembollen en aardappels

Niet alleen in de Peel moeten de voor Nederland zo typerende weiden de laatste jaren terrein prijsgeven. Het areaal blijvend grasland is sinds 2000 met een kwart achteruitgegaan. Tegelijkertijd is het uienareaal verdubbeld en het land voor bloembollen met 22 procent uitgebreid.

In de Peel is die ontwikkeling nog extremer. In de acht gemeenten in het gebied is 38 procent minder blijvend grasland dan in 2000. Tegelijkertijd is er 22 procent meer ruimte voor aardappels, 60 procent meer voor bloembollen en 83 procent meer voor bloemen.

De gevolgen zijn niet alleen merkbaar voor natuurclubs zoals Werkgroep Behoud de Peel. Het veranderend grondgebruik in Waterschap Vallei en Veluwe, waar veel boeren stoppen, heeft ‘potentieel grote negatieve effecten op waterkwaliteit en waterkwantiteit’, schreef het waterschapsbestuur in februari in een brief aan minister van Landbouw Femke Wiersma (BBB). Het waterschap vreest het ene probleem voor het andere in te ruilen, en vraagt Wiersma in te grijpen.

Uit een rondgang van de Volkskrant blijkt dat 10 van de 21 waterschappen het probleem herkennen. Alleen in het westen en midden van het land komt het niet of nauwelijks voor. De grootste problemen spelen op de zandgronden in Oost- en Zuid-Nederland, waar de waterkwaliteit sowieso al te wensen overlaat.

Graslandsubsidie

Ook minister Wiersma ziet het grasland voor haar ogen verdwijnen, erkende ze in een Kamerdebat. ‘Gras is een fantastisch gewas, het is alleen laagrenderend.’ Voorlopig is de oplossing een graslandsubsidie, in het leven geroepen door haar voorganger als compensatie voor melkveehouders die minder mest mogen gebruiken. Maar toen die mestregels nog soepeler waren, was het rendementsverschil met akkerbouw er ook al. Bovendien loopt de subsidie volgend jaar af. Een melkveehouder die wil investeren in grond of voor langere termijn wil pachten, heeft er dus weinig aan.

Volgens Werkgroep Behoud de Peel ligt de oplossing in het beperken van teeltmogelijkheden. Bijvoorbeeld door het watergebruik van boeren aan banden te leggen: dan groeit er op de droge zandgronden weinig anders dan gras.

De natuurclub procedeert daarom al jaren tegen het gebruik van beregeningsputten rond de Peel, waar de boeren het water voor hun gewassen oppompen. In bufferzones rond het natuurgebied mogen geen putten bijkomen, maar volgens de Werkgroep gebeurt dat wel – zonder ingrijpen van waterschap of provincie. Alleen al aan de Limburgse kant van De Groote Peel vonden vrijwilligers dertien ongeregistreerde putten.

Daarnaast vermoedt de natuurclub dat boeren steeds meer water onttrekken aan de bestaande putten voor hun dorstige aardappels en uien. ‘Ze zetten er gewoon grotere pompen op. Vanuit één put zien we leidingen met allerlei aftakkingen’, zegt Van Opbergen. ‘De overheid helpt niet, maar kijkt weg.’

De vrijwilligers van de Werkgroep houden dus een oogje in het zeil. Tijdens een autorit rond De Groote Peel kunnen ze zo aanwijzen welke boer stopt en welke doorgaat. ‘Die daar is uitgekocht en verpacht zijn land nu’, vertelt een van hen. ‘Gras en mais gelukkig, geen lelies.’

Met hun naam in de krant willen de vrijwilligers niet. Ze wonen zelf tussen de boeren en de activiteiten van Werkgroep vallen bij hen doorgaans niet in goede aarde. Voor Van Opbergen is anonimiteit een gepasseerd station: hij is al sinds 1979 actief voor de Werkgroep, een jaar na de oprichting.

De melkveehouder

Al vanaf het begin botsten de natuurbeschermers met de boeren, maar sinds 2019 zijn de verhoudingen verder op scherp gesteld. Het was namelijk Werkgroep Behoud de Peel die met een rechtszaak tegen zes veehouders de Raad van State zover kreeg een streep te zetten door het Programma Aanpak Stikstof (PAS), en daarmee het stikstofprobleem op de politieke agenda zette.

De uitkoopregeling is daarvan het meest tastbare resultaat. Of ze bij de Werkgroep anders terugkijken op hun stikstofzaak nu die ze van de regen in de drup heeft geholpen? ‘Absoluut niet’, zegt Van Opbergen. Door beperkingen op te leggen aan wat boeren met hun grond mogen doen rond natuurgebieden, had de overheid de ontwikkeling volgens hem kunnen keren.

Rijdend langs een van de overgebleven melkveebedrijven langs de Peel begint hij over de zones van 250 meter rond het natuurgebied, waar minister Wiersma de stikstofuitstoot fors naar beneden wil brengen. Hij maakt zich zorgen over de melkveehouder die er nu nog zit. ‘Je hebt liever niet dat ze die uitkopen.’

Dat Werkgroep Behoud de Peel zich ineens aan zijn zijde schaart, is ook voor Jan Philipsen even wennen. Het melkveebedrijf waar Van Opbergen naar wees heeft hij drie jaar geleden aan zijn zoon Johan overgedragen, maar hij woont er vlakbij en doet nog allerhande klusjes.

De toekomst van de melkveehouderij in het gebied is ongewis, weet Philipsen (68). ‘Mijn zoon had ook kunnen tekenen bij het kruisje, hij heeft een moeilijke tijd achter de rug.’ Inmiddels heeft hij besloten door te gaan, maar om hem heen zijn twee andere melkveehouders gestopt. Van de pakweg 120 hectare grasland in de omgeving is nog een derde over. Aan de Meijelse zijde van de Peel is de stikstofuitstoot door stoppende bedrijven al met zeker 70 procent gedaald, denkt Philipsen.

Toch stuiten toekomstplannen op de onverbiddelijke juridische stikstofmuur, vertelt Philipsen met frustratie in zijn stem. ‘Als ik tien punten op een A4’tje zet waarvan er negen hartstikke groen zijn, zoals de koeien buiten en bloemrijk grasland, en aan het eind van de rit wil ik ook het jongvee – dat nu nog op een andere locatie zit – hierheen halen, gaat er een rode streep door het ganse plan. Want er komt meer stikstof.’

Gladiolen

Hij pakt een groot vel papier met een kaart erop van het gebied rond de boerderij. Veel percelen zijn blauw gearceerd. Op de een staat met blauwe stift een poel getekend, op een ander de boodschap ‘10 ha afgraven incl. eiland met oeverzwaluw’. In het midden van het gebied is met een groene ster een pomp getekend, eromheen staan groene D’s voor drainage.

Hij wijst naar de Nederweerterdijk, die de zuidrand van het gebied markeert. ‘Alles vanaf daar tot aan De Groote Peel zou extensief grasland worden. Hier zouden we een hoek uittekenen die mijn zoon in eigendom heeft, en vanaf daar zou hij het hele gebied beheren.’ Philipsen ontwikkelde het plan voor vernatting en extensief grasland samen met de provincie Limburg en het waterschap.

‘De provincie stond aan de lat om de grond van de buurman te kopen’, vertelt Philipsen. ‘Maar ja, én maar wachten, én maar uitstellen. Op een gegeven moment kwam er een melkveehouder uit Heusden die de grond heeft gekocht. Die teelt er wat gras en maïs, en heeft de rest verpacht aan een bollenboer.’ Pal naast de Peel komen nu de eerste groene gladiolenscheuten uit de grond.

De provincie laat weten dat ze ‘vanwege het ontbreken van rijksgelden destijds niet kon doorpakken’ met de grondaankoop. Waterschapsbestuurder Chrit Wolfhagen is desondanks nog steeds enthousiast over het plan, en houdt hoop. ‘Het is door de boeren zelf opgepakt, het is realistisch en het voldoet aan alle doelstellingen. Wellicht koopt de provincie elders grond kan er uitruil komen.’

Boeren van buiten

In een nieuwe omgevingsvisie zet ook de provincie in op het behoud van grasland rondom natuurgebieden. Op het eerste gezicht goed nieuws voor Philipsen en andere melkveehouders, maar het gaat hen allemaal te snel. ‘De overheid heeft twintig jaar zitten slapen en nu moet alles met man en macht worden teruggedraaid. Ondernemers wordt de strot dichtgeknepen’, vindt Jan Classens, de voorzitter van de Agrarische Belangenvereniging Mariapeel, die ook is aangeschoven. Dat de provincie meer gras wil, vindt hij begrijpelijk. ‘Maar dan moet je ook veehouderij hebben, en die produceert nu eenmaal stikstof.’

De komst van akker- en tuinbouw heeft de inkomens en vermogen van de grondeigenaren die al langer in het gebied zitten – ook (oud-)melkveehouders – verhoogd. De provinciale plannen dreigen dat terug te draaien. Uiteindelijk moeten volgens Philipsen de boeren die van oudsher in het gebied zitten, de rekening betalen. ‘Over twee jaar zie je die grote jongens van buiten niet meer. Die pachten elders wel grond.’

 

Bron: Volkskrant

 

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.